Overslaan en naar de inhoud gaan
Blog

Hoger of lager?

Momenteel woedt er een debat of er nog gesproken moet worden van het MBO als ‘lager onderwijs’. Waarbij dan bedoeld wordt dat de waardering voor HBO en universiteit als ‘hoger onderwijs’ onterecht ook hoger is. Waardering qua aanzien en beloning. Er gaan stemmen op om te spreken van theoretisch en praktisch opgeleiden. Mede omdat veel leerlingen om de verkeerde redenen kiezen voor een theoretische opleiding terwijl ons land juist zit te springen om praktisch opgeleiden. Minder administratief medewerkers (of consultants!) en meer loodgietsters en verplegers. Minder advocaten en meer elektrotechnici. Het zou zelfs gaan om dé nieuwe scheidslijn in dit land. Dit trappetje van hoog naar laag werkt op vele manieren door. 

Om een duit in het zakje te doen: ik denk regelmatig dat ik veel beter het meer praktische HBO had kunnen gaan doen in plaats van de wetenschappelijke universiteit. Of er in elk geval mee had kunnen beginnen, hoewel dat onderscheid met het huidige bachelor/master stelsel minder lijkt te zijn geworden. Maar ja, HBO dat dééd je gewoon niet na het gymnasium. En niemand vroeg waarom dat zo was. En er werd echt wel een beetje op neergekeken in academische kringen, zeker de studentikoze bubbel waar ik toen in zat. 

Dus kwam ik eerst terecht in een oceaan van anonieme collegezalen om te eindigen in de poeltjes van wetenschappelijk onderzoek. Ondertussen had ik de bestuurskundige vakken afgeschud want tsja, wat was dat hoog over. Complete theorie in een perfecte bubbel, nul aansluiting met de praktijk. En mijn brein lijkt eigenlijk helemaal niet gemaakt om grote hoeveelheden wetenschappelijke data te verwerken in onleesbare teksten. Want dat is wat je tijdens een studie rechten leert: onleesbare teksten lezen en onleesbare teksten produceren. Een soort genootschap van de zwarte hand.  

Die vaardigheden waren mijn sleutel tot de opperbubbel: de Zuidas en ambtelijk Den Haag. In die eerste bubbel had ik het heel snel gezien, ook daar kwam mijn brein niet tot z’n recht. Los van de allesverschroeiende angelsaksische mentaliteit die daar heerst. Let maar eens op als je daar loopt: alleen maar jonge mensen en een paar oudjes, de overlevers, de sterksten. Het is survival of the strongest, met een gehaktmachine die draait op een boulevard of broken dreams, vreselijk. Maar ook daarover een andere keer meer. 
 
Den Haag, dat is het bruggetje naar het trappetje. In die bubbel heb ik 15 jaar verkeerd. Op de vierkante kilometer rondom het centraal station bevinden zich inmiddels alle ministeries en het parlement. Dat daarvoor waardevolle architectuur van de onlangs overleden architect Carel Weeber moest wijken, ook daarover later meer.  

Ik zat daar in diverse torens, letterlijk hoog en droog. Aan de ene kant zag ik Scheveningen en het Vredespaleis. Aan de andere kant gloorde de laagvlakte richting Gouda, met de kranen van Rotterdam aan de horizon. In één van die torens stond een piano met uitzicht op het Malieveld, waar de piepjonge staatssecretaris Mark Rutte naar het schijnt regelmatig op zat te spelen. Hoog boven het volk verheven.  

Ik heb in die torens meermaals verzucht: wie práát er hier nog met de burgers? Kijk eens daar beneden, aan de Herengracht. Daar lopen de mensen voor wie we het doen. Loop er eens heen en vraag ze iets. Dat deed namelijk niemand. Er werd gepraat met ondernemingen en vertegenwoordigers daarvan. Of vertegenwoordigers van burgers. Sterker nog: hoe hoger je aanzien, hoe verder je was van die burger. En hoe ingewikkelder je nota’s. De collega’s aan de telefoon waar burgers, inwoners, belastingbetalers, ménsen naar konden bellen die zaten weggestopt in een aanbouw op de eerste verdieping, de annex geheten, ik verzin dit niet. Zonder weids uitzicht. Maar wel met uitzicht op de altijd donkere binnenplaats en de raamambtenaren aan de overkant. Die dus echt zaten de pasjansen, elke dag, de hele dag. En die collega’s (niet de raamambtenaren) werkten bij, je verzint het niet, de backoffice. Dus niet - Rijnland alert - de frontoffice, de mensen in de voorste linie. Maar in de backoffice. Secundair proces, noodzakelijk kwaad, laagste schalen, minste aanzien. 

Op die Haagse vierkante kilometer sprak met heel nuffig over lagere overheden. Daar werden dan provincies of, erger nog, gemeenten mee bedoeld. Brrrrr. Alwaar men diep in den lande laagwaardig uitvoerend werk zat te doen. Jiskefet-taferelen. Ver weg van de Herengracht. Beter niet over praten of zelfs nadenken. 
En het mooiste was: zo noemen lagere overheden zichzelf ook, lagere overheden. Met dus de grote impliciete aanname dat waar ik destijds verkeerde, dat dat de hógere overheden zijn. Hoger in aanzien dus. Bataljons ambtenaren in hoge torens die ingewikkelde taal zitten uit te wisselen. Ver ver ver weg van de inwoners van Nederland. Waar zou toch die behoefte vandaan komen ‘to drain the swamp’? 

Om veel redenen ben ik overgestapt naar Rijnconsult. Niet in de laatste plaats de nieuwsgierigheid naar die lagere overheden, waar men wél in direct contact staat met de inwoners. Dus mag ik de suggestie doen dat we niet meer spreken van hogere en lagere overheden? Maar van theoretische en praktische overheden. Die laatste categorie verdient echt meer waardering. En meer budget, maar ook daarover later meer… 

Auteur

Afbeelding
Tim
Tim Rosendahl
Meer weten?

Heb je interesse in mijn artikel Hoger of lager? of gerelateerde thema’s? Ik denk graag met je mee. Stuur mij een bericht!

1