Eerst VUCA, nu ook BANI: wat betekent dit voor het sociaal domein?
Wie kent VUCA nog? Een acroniem voor Volatility (volatiliteit), Uncertainty (onzekerheid), Complexity (complexiteit) en Ambiguity (ambiguïteit). Dit model, al uit de jaren tachtig maar vooral populair geworden in deze eeuw, wordt gebruikt om de onvoorspelbaarheid en ingewikkeldheid van onze samenleving te duiden. En dat organisaties daarop moeten acteren door wendbaar te zijn. Maar in de huidige tijd wordt VUCA aangevuld door een nieuw begrip: BANI, dat meer recht doet aan de emotionele kant van een wereld die steeds minder overzichtelijk wordt.
BANI staat voor Brittle (breekbaar of broos), Anxious (angstig), Nonlinear (niet-lineair) en Incomprehensible (onbegrijpelijk). Het concept weerspiegelt een wereld waarin systemen fragieler zijn dan ooit, onzekerheid leidt tot collectieve angst, oorzaken en gevolgen moeilijk in verband te brengen zijn en sommige zaken simpelweg niet te bevatten zijn. Leg bijvoorbeeld maar eens uit hoe AI werkt. In de BANI-wereld kan er in Wuhan geklungeld worden met virussen waardoor wij een maand later in een heftige lock down zitten. In die BANI-wereld past ook de opkomst van het populisme, dat inspeelt op de angst: het aanwijzen van schuldigen en grootspraak over (te) simpele oplossingen voor complexe problemen. Maar het is ten minste een antwoord, denken veel kiezers.

BANI in het sociaal domein
In het sociaal domein in Nederland – waar het gaat om zorg, welzijn, participatie en bestaanszekerheid – zijn de gevolgen van VUCA en nu BANI goed zichtbaar. Een paar belangrijke implicaties:
- Breekbaarheid van systemen, mensen en wijken
De zorg, en zeker ook de jeugdzorg, wordt steeds kwetsbaarder door overbelasting door een stijgende vraag en een toenemend personeelstekort. Iedereen ziet dat het zorgsysteem niet houdbaar is. De coronacrisis liet zien hoe kwetsbaar we zijn als de druk opeens enorm toeneemt. Maar ook de algemene bestaanszekerheid van mensen is broos: een scheiding kan je zo maar dakloos maken. Dit geldt ook voor de gebrekkige draagkracht van wijken, waar we de druk te hoog opvoeren omdat we de aandachtsgroepen zijn gaan concentreren in plaats van verspreiden. - Angst en onzekerheid onder burgers
Door de voortdurende crises (zoals de wooncrisis, energiearmoede, inflatie, klimaatcrisis, oorlog in Oekraïne) hebben steeds meer mensen angst en stress over hun toekomst. Een op hol geslagen Amerikaanse president leidt tot nog meer onzekerheid over de wereldeconomie. De globalisering heeft geleid tot verlies aan grip, zeker voor de mensen die niet in de hoogopgeleide bubbel zitten. Het CBS laat steeds weer zien dat de kloof tussen mensen met hoge inkomens en de groep lage- en middeninkomens groter wordt, praktisch op alle leefgebieden. Dat voedt onrust. - Niet-lineaire effecten
VUCA wees hier al op: door de toegenomen complexiteit zijn oorzaak en gevolg niet altijd meer duidelijk. Oplossingen zijn niet langer meer voorspelbaar of eenvoudig. De invoering van de Participatiewet had als doel meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te krijgen. In de praktijk leidde het op sommige plekken juist tot minder banen, omdat werkgevers schrokken van de administratieve lasten. Of een gemeente introduceert een buurtbudget van €5.000 waarmee bewoners zelf plannen mogen indienen. In sommige wijken leidt dit tot een explosie aan betrokkenheid, betere onderlinge relaties en zelfs lagere meldingen van overlast. In andere vergelijkbare wijken gebeurt er... helemaal niets. Een jongere met gedragsproblemen krijgt begeleiding op school, thuisbegeleiding, een jeugdreclasseerder en een psycholoog. In plaats van verbetering ontstaat verwarring, stress en weerstand. De situatie verslechtert omdat de coördinatie van de hulp te ingewikkeld wordt. Of het invoeren van statiegeld op blikjes levert een nieuwe industrie op van zwervers die vuilnisbakken plunderen, wat de vier grote steden 10 miljoen jaarlijks aan schade oplevert. - Onbegrijpelijkheid van regelgeving
De complexiteit van wetgeving en regelgeving maakt het voor zowel burgers als professionals moeilijk om te begrijpen waar men recht op heeft. En vaak is er ook sprake van tegenstrijdigheid: de toepassing van de Participatiewet vraagt om maatwerk én om strikte handhaving van wettelijke regels. Een schrijnend voorbeeld van te strikte toepassing van regelgeving is natuurlijk de Toeslagenaffaire. En op de woningmarkt ontstaat door een tekort aan woningen een onmogelijk verdelingsvraagstuk, met wel 144 soorten voorrangsgroepen die recht hebben op een huurwoning. Het jeugddomein is voor een burger volstrekt onoverzichtelijk geworden, in de mix van decentralisatie en marktwerking is het veld sterk versplinterd geraakt. Wie het nog snapt, mag het zeggen. Dit verdiept het wantrouwen en daarmee de kloof tussen overheid en burger.
Wat kunnen we doen?
Om in het sociaal domein goed om te kunnen gaan met de BANI-wereld zijn nieuwe benaderingen en een ander soort denken nodig. Elk onderdeel van het BANI-acroniem vraagt om een specifieke reactie die verder gaat dan technische oplossingen, en juist het menselijke en relationele centraal stelt.
De breekbaarheid van systemen, mensen en wijken vraagt om het aanleggen van veerkrachtige structuren. In plaats van volledig te vertrouwen op één systeem of route, is het belangrijk om redundantie in te bouwen, niet 1 toegang, maar meerdere toegangen. Niet geloven in de heilige (inte)graal van een alomvattende oplossing, maar zorgen dat er meerdere wegen naar Rome leiden. Hoe dichter hulpverlening bij de wijk wordt georganiseerd, hoe sneller en sensitiever er gereageerd kan worden op acute situaties. Tegelijkertijd kunnen informele netwerken, zoals buurtinitiatieven en de inzet van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen, nadrukkelijk worden ondersteund en versterkt. Zij vormen vaak een stabielere en menselijkere vorm van ondersteuning dan bureaucratische instellingen.
De angst en onzekerheid die veel mensen ervaren door voortdurende crises vereisen een benadering waarin vertrouwen het uitgangspunt vormt. Dit betekent werken met vaste gezichten, het serieus nemen van gevoelens van onveiligheid, en het bieden van erkenning. Professionals zouden niet alleen moeten focussen op het oplossen van problemen, maar ook op het bieden van perspectief — zelfs als het om kleine stappen gaat. Daarbij is taalgebruik en de houding van groot belang: een toegankelijke, geruststellende en empathische medewerker maakt een wereld van verschil in voor mensen die zich bedreigd of verloren voelen.
Non-lineariteit vraagt om een andere beleidslogica. In plaats van te denken in vaste causale ketens en blauwdrukken, is het noodzakelijk om te werken met experimenten, feedbackloops en continue aanpassing. Beleidsmakers en uitvoerders moeten bereid zijn om beleid te zien als een lerend proces. Professionals moeten ruimte krijgen om te improviseren, te proberen en — waar nodig — af te wijken van het protocol. Daarbij is het belangrijk om goed te monitoren wat werkt en wat niet, en daar betekenis aan te geven, idealiter samen met bewoners. Inwoners kunnen vaak haarfijn uitleggen waarom een bepaalde aanpak in hun buurt wél of juist niet aanslaat.
Wat betreft de onbegrijpelijkheid van regels en systemen is het cruciaal om de vertaalslag te maken van systeemtaal naar mensentaal. Wet- en regelgeving kan toegankelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld door gebruik van visuele middelen of eenvoudige uitleg. Tegelijkertijd moet er ruimte ontstaan voor maatwerk: professionals moeten afwijkingen van de standaard kunnen verantwoorden op basis van redelijkheid, niet alleen op basis van regeltjes. De signalen vanuit de uitvoering zouden vaker serieus genomen kunnen worden om regelgeving op termijn ook echt aan te passen. Daarnaast kan het versterken van systeemkennis bij inwoners bijdragen aan meer autonomie, bijvoorbeeld door het inzetten van sociale raadslieden, buurthuizen als kennispunten of laagdrempelige spreekuren waar mensen geholpen worden bij het navigeren binnen de systeemwereld.
Organiseer dichtbij de inwoner
Cruciaal aangrijpingspunt is daarbij steeds weer de wijk. We moeten de uitvoering weer een gezicht gaan geven, in de nabijheid van inwoners. Zodat de overheid en maatschappelijke organisaties het contact herstellen tussen burger en instelling. De opschaling bij zorginstellingen, woningcorporaties, gemeenten was bedrijfskundig wellicht noodzakelijk, maar moet nu worden gecompenseerd door een beweging terug naar de wijk. Die is gelukkig al volop in gang gezet, denk aan wijk-GGZ, laagdrempelige steunpunten en herstelcentra, de stevige lokale teams uit de Hervormingsagenda Jeugd, de herwaardering van het preventieve welzijnswerk, samenwerking van corporaties met zorg, veiligheid en gemeenten in de wijk. Maar het moet nog radicaler en sneller, wil je echt een antwoord geven op BANI. We mogen de uitvoerders in de wijk nog meer de ruimte geven om samen met de inwoners oplossingen te creëren, of het nou gaat over psychische problemen, schulden, overlast, werk, obesitas, eenzaamheid, duurzaamheid, schooluitval, etc. etc. Dat moet je niet overorganiseren, maar juist een ecosysteem stimuleren waarin de uitvoerders elkaar kunnen binden door verknopen in plaats van structureren. En waar ook plek is voor ervaringsdeskundigen, vrijwilligers, wijkbewoners. En maak daarin ook keuzes: is het echt handig om heel veel aanbieders zorg in een wijk aan te bieden of gaan we werken met een beperkte groep aanbieders om zo de complexiteit te reduceren? Durf je als organisatie echt om de stap te maken naar wijkgericht werken, in alles wat je doet? Maak je vrij besteedbare budgetten vrij die professionals kunnen inzetten voor wijkgericht maatwerk? Waag je het bevoegdheden af te staan? Keuzes te maken die wellicht goed zijn voor het ecosysteem, maar die tegen het eigenbelang van de organisatie ingaan?
Tot slot
Het was al VUCA, nu is het ook BANI. Het dwingt ons om anders te kijken naar maatschappelijke uitdagingen. In een wereld die steeds minder voorspelbaar is, is het noodzakelijk om de mens en waar deze woont centraal te stellen. Als de landelijke politiek het antwoord niet heeft, laten we het dan doen in de Nederlandse traditie van coöperatie: maatschappelijke organisaties, lokale overheid en burgers die samen vormgeven aan de samenleving.
Auteur
