Een andere positie voor de energietransitie
De energietransitie is een onomkeerbare beweging. In 2013 hebben veertig publieke, private en maatschappelijke organisaties in het Energieakkoord afspraken gemaakt over duurzame groei en een toekomstbestendig energie- en klimaatbeleid. Internationaal hebben 174 landen het Klimaatakkoord van Parijs ondertekend. In vrijwel elke gemeente zijn de gevolgen van dit beleid zichtbaar in de vorm van laadpalen, windmolens, energiebespaarcampagnes en inkoopacties voor zonnepanelen. Duurzaamheid is niet langer een thema voor groene gekkies en geitenwollen sokken, binnen de VVD is groen-rechts zelfs in opkomst.
Dat de energietransitie in elke gemeente een belangrijk thema wordt (of blijft) staat dan ook buiten kijf. Al is het maar omdat veel afspraken in het nieuwe Energie- en Klimaatakkoord lokaal zullen moeten worden uitgewerkt. Het verschil met de vorige Collegeperiode is dat de energietransitie een andere positie krijgt. Het kan niet langer in een apart tijdelijk project worden ‘geparkeerd’, maar het zal als beleidsprioriteit in samenhang met andere thema’s moeten worden opgepakt.
In grote lijnen zien wij de volgende drie uitdagingen in de positionering van de energietransitie:
1. Geen enkele organisatie kan dit alleen
De energietransitie vraagt om samenwerking. Tussen verschillende overheidsorganisaties; producenten en consumenten; burgers en bedrijven; gevestigde partijen en innovators. Innovatie ontstaat immers vooral buiten je eigen netwerk. In veel gemeenten betekent dit dat de komende periode geïnvesteerd moet worden in samenwerkingsverbanden die de afgelopen jaren ‘op papier’ zijn gevormd maar nog weinig resultaten hebben opgeleverd. Dat betekent ambities op elkaar afstemmen, concessies doen, elkaar aanspreken op resultaten, budget vrijmaken en de politieke risico’s van mislukte experimenten accepteren.
2. Gebiedsgerichte aanpak
De energietransitie moet onderdeel worden van een gebiedsgerichte aanpak. Het aanleggen van warmtenetten, het afkoppelen van wijken van het gasnet en het verduurzamen van woningen zijn acties die een uitwerking hebben in dezelfde buurten en straten. Een grote uitdaging voor gemeenten wordt om in beleid en uitvoering deze ontwikkelingen zo goed mogelijk te combineren met elkaar én met het reguliere onderhoud van gebouwen, infrastructuur en openbare ruimte.
3. Nieuwe verbindingen
De energietransitie is nu nog voornamelijk de verantwoordelijkheid van de wethouder duurzaamheid, ondersteund door één (in kleine gemeenten) of enkele (in grote gemeenten) ambtenaren. Succesvolle realisatie van de energietransitie vraagt zowel op landelijk als lokaal niveau om nieuwe verbindingen. Het valt ons op dat in veel gemeenten de afdeling wonen nauwelijks is aangehaakt, terwijl die verantwoordelijk is voor de prestatie-afspraken met woningcorporaties (toch 30% van de woningvoorraad). Ook wordt vaak over het hoofd gezien dat de energietransitie een opleidingsvraagstuk is: de meeste aannemers en installateurs nemen weinig initiatief omdat ze te maken hebben met een overvolle orderportefeuille en een tekort aan jonge technici. In het sociale domein ligt een kans in het koppelen van duurzame maatregelen aan maatregelen voor levensloopbestendig wonen. Om deze nieuwe verbindingen mogelijk te maken zullen bestuurders en ambtenaren met verschillende portefeuilles (duurzaamheid, wonen, gebiedsontwikkeling, economie, etc.) vaker en makkelijker samenwerking moeten zoeken in alle fases van planvorming en uitvoering.
Meer lezen?
>> VNG vraagt Rijnconsult als procesbegeleider klimaatakkoord
>> Lees artikel energetransitie als netwerkvraagstuk
>> Lees artikel over de 5 uitdagingen over energietransitie
>> Lees meer over onze diensten bij overheid en gemeenten
>> Lees meer over de versnellingsagenda Duurzaam Doen